Determinatie en toetsing

Determinatie: de leerling in beeld

Bij determinatievragen gaat het erom de leerling maximaal in beeld te krijgen. Wat kan hij, waar liggen zijn sterkere en zwakkere kanten en wat heeft hij nodig zichzelf verder te ontwikkelen om te kunnen worden wie hij wil zijn.

Bij het lesgeven aan leerlingen ontvangt de docent al veel informatie over hoe de leerling leert, welke hiaten er zijn ontstaan in zijn kennis, waar hij moeite mee heeft en waar hij goed in is. Veel docenten kunnen daardoor vooraf al vrij goed het resultaat op een tussentijdse of afsluitende toets inschatten. De docent heeft immers zijn leerlingen al in beeld gekregen door goed te observeren bij het lesgeven.

Naast de gedetailleerde indruk van docenten zijn toetsen in het determinatieproces en hulpmiddel om de leerlingen nog beter in beeld te krijgen. Toetsen moeten dan objectievere informatie verschaffen en vooral ook preciezer aan kunnen geven waar de kansen liggen voor verbetering.

Daarbij wordt onder ‘toets’ verstaan alle onderdelen waarvoor leerlingen een beoordeling krijgen (bijvoorbeeld met een cijfer), die van invloed zijn op het eindcijfer voor het vak. Eindcijfers hebben invloed op de overgang naar een volgend leerjaar of maken het verschil tussen slagen of zakken.

Behalve naar de toetsen te kijken, is het cijferbeeld wat daaruit ontstaat ook interessant voor de determinatiebeslissing. Dan moeten de cijfers gebaseerd zijn op goede toetsen die van de leerling meten wat zij beogen in beeld te brengen.

Ondersteuning op het gebied van determinatie en toetsen kent dus verschillende invalshoeken:

  • Wat willen we van leerlingen in beeld brengen aan kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten?
  • Hoe ziet het toetsdesign eruit, wat vragen we? En zijn de vraagstellingen valide en betrouwbaar?
  • Hoe komen de cijfers tot stand? En is er een mogelijkheid te cijferen op twee niveaus?
  • Welke consequenties heeft het voorgaande op het determinatiebeleid?
Doel: De determinerende waarde van eigen toetsen vast te stellen en zo nodig te verbeteren.

Doelgroep: Lesgevende docenten in de onderbouw van het Voortgezet onderwijs. (voor alle vakken, ongeacht ervaringsjaren)

Duur van de training: 4 middagen.

Omvang: 25 uur.

Inhoudelijke beschrijving:

  1. Startmiddag:
  • Inleiding over de rol van toetsen in het determinatieproces in de school.
  • OBIT als model om diverse leeractiviteiten te onderscheiden.
  • Meningsvorming met de procedure ‘muurtje bouwen’.
  • Onderlinge uitwisseling over de stand van zaken m.b.t. toetsen en sectieafspraken wat dat betreft.
  • Vast stellen van leerpunten voor de sectie en persoonlijk voor de docent.

Na de startmiddag volgen drie inhoudelijke trainingsmiddagen in sectie- of clusterverband. Voor de docenten beeldende vakken en LO is er een op maat ontwikkelde training, waarbij het accent meer ligt op het in beeld brengen van de vaardigheden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Rubrics.

  1. Middag I in sectie- of clusterverband.
  • Herkennen van het toetsen van verschillende leeractiviteiten in de eigen toets
  • OBIT-analyse van de toets en vaststellen van de OB-IT verhouding
  • Voorlopige beslissing van de leerlijn toetsen van klas 1 tot eindexamenklas
  • Herformuleren van vragen zodat de gewenst OB-IT verhouding wordt bereikt.

Tussen middag I en middag II wordt er ervaring opgedaan met toetsanalyse voor het eigen vak.

  1. Middag II in sectie- of clusterverband.
  • Oefening in het herkennen van OBIT-vragen in eigen en andermans toetsen.
  • Sectiebeslissingen over het verhogen van de determinerende waarde van de toets
  • Valide en betrouwbare vraagstellingen
  • Kritisch eigen toetsen bekijken aan de hand van een aandachtspuntenlijstje voor goede proefwerkopgaven.

Tussen middag II en III is er een sectieoverleg om sectiestandpunten over toetsbeleid te bespreken.

  1. Middag III in sectie- of clusterverband.
  • Onderscheiden van niveau in de vraagstellingen, analyse van eigen determinerende toetsen op complexiteit en de verhouding basis- extra.
  • Systematiek van cijferen op twee niveaus.
  • Kwaliteitsborging van toetsen

Na middag III kunnen docenten ervaring op doen met cijferen op twee niveaus, op basis van een door de cursusleiding verstrekt Excelprogrammaatje.

Na plm.3 maanden ervaring opdoen wordt er een uitwisselingsmiddag georganiseerd op school waarbij de verschillende vakdocenten aan elkaar presenteren hoe zij de leerlingen (beter) in beeld brengen met de aangereikte instrumenten. Hierbij is uitdrukkelijk een rol weggelegd voor de docenten die met Rubrics aan de slag zijn geweest.

Het bovenstaande traject voor docenten wordt intern begeleid door een projectgroep determinatie. De projectgroep ontvangt daarvoor een training in het coachen van collega’s en professionele cultuur ontwikkeling (zie aldaar).

Back to Top